Op 8 maart plaatste NOS-verslaggever Jeroen Wollaars de volgende intrigerende tweet: Persvoorlichter: “Uw vraag gaat over iets wat hier geen prioriteit heeft, dus dat zoeken we niet uit”. Een overheidsdienst mind you…
Daar zit een interessante vraag achter: moet je als persvoorlichter elke vraag van elke journalist beantwoorden? In de commerciële sector lijkt het antwoord me duidelijk: ‘nee’, hoewel je ook daar een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebt.
Verantwoording
Maar hoe zit dat bij overheidsorganisaties? Die worden betaald met belastinggeld. De journalistiek heeft de taak om namens de burger overheidsorganisaties te controleren. En dien je niet verantwoording af te leggen bij die burger, onder andere via de journalist?
In principe vind ik van wel, dus zou je kunnen concluderen dat de persvoorlichter in deze tweet gewoon fout zit. De praktijk is echter wel een beetje ingewikkelder, want er gaat een interessant dilemma achter schuil.
Voorbeeld 1: De vragenlijst
Voorbeeld: een paar weken geleden werden we benaderd door een redacteur van een landelijke krant. Ze wilde weten op welke manier onze universiteit relaties had met een bepaald land en leverde een uitgebreide en zeer brede vragenlijst aan. Nu is dat voor een universiteit best lastig uitzoeken, omdat veel van die contacten bij wetenschappers en vakgroepen zitten. Een universiteit is nu eenmaal vrij decentraal georganiseerd. Ergo, dat is veel werk. En ook dat kost belastinggeld, waarvan de maatschappij terecht eist dat we het doelmatig besteden.
Naar eigen inzicht
Moet je in zo’n geval als organisatie een aantal mandagen investeren om dat allemaal boven water te krijgen? Want dat is niet alleen werk voor de persvoorlichter, maar vooral voor de inhoudelijk deskundigen op diverse afdelingen. We hebben het uiteindelijk gedeeltelijk opgepakt, een beetje naar eigen inzicht en op intuïtie van wat we vermoedden dat de journalist er uiteindelijk mee zou willen. Tot op heden hebben we er geen concreet resultaat van gezien.
Voorbeeld 2: Spieken
Ander voorbeeld: een landelijke krant vroeg getallen op over fraude met tentamens, naar aanleiding van een aantal recente incidenten. Ook dat is het nodige werk: er moeten van acht faculteiten getallen verzameld worden, maar er moet ook een duiding bij. Immers, de enkele tientallen gevallen (op 300.000 afgenomen tentamens!) die wij hebben, betreffen eigenlijk vooral ‘spieken’. Tja, dat mag natuurlijk niet, maar er staat een stevige straf op. Het leek ons geen wereldschokkend nieuws en dat vond de journalist ook niet. Met de informatie heeft hij verder niets gedaan.
Specifiek
Toch was er in dit tweede geval geen twijfel om het uit te zoeken, want de vraag was concreet, specifiek en duidelijk gesteld. Bovendien is de vraag of de waarde van diploma’s door fraude ondermijnd wordt, zowel maatschappelijk als voor een universiteit zeer relevant. De journalist had de vraag en de context glashelder gemaakt.
Crux
En dat is wellicht de crux. Je kunt als journalist vinden dat je simpelweg recht hebt op informatie van een publieke instelling, maar je vraagt wel om een investering van tijd en geld. Het lijkt me dan best logisch dat een journalist de voorlichter even meeneemt in de context en de vragen zo specifiek en concreet mogelijk stelt.
Iteratief
Dat overigens bij ons in 95% van de gevallen gewoon goed, maar soms kom je er als voorlichter moeilijk achter waarom de journalist iets wil weten. Dan is het lastig een afweging te maken hoeveel werk je van een vraag maakt. Ook aan de concreetheid schort het nog wel eens. In de extreme gevallen komt het zelfs soms voor dat de journalist de voorlichter als iteratief proces gebruikt: de met noeste arbeid verzamelde data worden gebruikt om de vraag preciezer te formuleren, waarna de arme voorlichter opnieuw data mag verzamelen: “Ja, ik zei wel mensen, maar eigenlijk bedoelde ik FTE…. Ja, FTE, maar dan eigenlijk zonder promovendi… ” etc.
Controlerende taak
Voorlichters van hun kant moeten volgens mij openstaan voor de controlerende taak van journalisten en in hun grondhouding bereid zijn daaraan een bijdrage te leveren. In de praktijk zijn er ook voorlichters die hun organisatie eigenlijk vooral afschermen en dan kan ik me de frustratie van journalisten levendig voorstellen.
Wat te verliezen
In de praktijk hebben beide beroepsgroepen wat te verliezen als ze hun rol niet goed spelen. De voorlichter hoeft geen belangstelling van de journalist meer te verwachten, de journalist krijgt geen tips meer over aardige verhalen.
En de journalist heeft altijd nog een wapen achter de hand, als hij/zij vindt dat het echt moet: de Wet Openbaarheid Bestuur. Maar het inzetten daarvan betekent volgens mij dat er één, maar wellicht ook twee, professionals gefaald hebben.
Michel
PS: Voor de helderheid: de tweet van Jeroen Wollaars was alleen maar een aanleiding voor dit verhaal, en hem een beetje kennende zal hij een goeie reden gehad om pissig te zijn.
Eens. Helaas blijkt in de praktijk dat de inzet vd WOB soms niet eens voorafgegaan wordt door contact.