Daar was ik best blij mee maandag, met dit item in Nieuwsuur. Aan het item ging een (prettig) gesprek vooraf met de redactie. Ze belden met de vraag even mee te denken over een item over de verdienkracht van de Nederlandse economie: nu de gaskraan dicht(er) gaat moeten we het hebben van innovatie. Daar wil ik vanuit de TU Delft natuurlijk graag bij helpen. Ik ben blij met de aandacht voor onze mooie technostarters.
Maar toch, er wringt iets. Dat gesprek heb ik namelijk recent ook al een keer of drie met andere media gehad. Andere aanleiding, maar met eigenlijk identieke keuzemogelijkheden en met dezelfde uitkomst: de ‘makkelijkste’ oplossing.
Technostarters, toegepast of fundamenteeel?
Mijn eerste tegenvraag is altijd ‘wat bedoel je precies?’. Innovatie is een vrij abstract begrip en ik zie zo drie verschillende manieren om het onderwerp vanuit de TU Delft te illustreren. Bedoel je jonge, enthousiaste mensen die vanuit hun technische inzicht of hun afstudeerwerk een gat in de markt zien en een bedrijfje proberen te starten? We hebben er in Yes!Delft een gebouw vol van.
Of bedoel je ‘grote’ innovaties die een lange ontwikkelingstijd hebben gehad , zoals de Nerada-technologie waarmee je veel sneller en energiezuiniger afvalwater kan zuiveren. Het zijn resultaten van toegepast onderzoek uit Nederland, waar producten uit ontstaan die Nederlandse bedrijven intussen internationaal verkopen.
Of bedoel je fundamenteel wetenschappelijk onderzoek waar Nederland in vooroploopt? Van de soort die in de toekomst de wereld op zijn kop kan zetten, zoals de uitvinding van elektriciteit of het internet dat gedaan hebben? De toekomst is onzeker, maar de quantumcomputer zou dat over een paar decennia kunnen gaan doen.
Dwingende TV-wetten
De uitkomst van de discussie is altijd hetzelfde: doe maar de eerste, die jonge bedrijfjes met interessante, geinige ideeën en producten. Want de wetten van televisie zijn dwingend: het moet eerst en vooral goeie televisie opleveren en dat is met technostarters altijd prijs. En dat is uiteindelijk wat de keuze bepaalt.
Ik snap het wel en de aandacht voor de technostarters is welkom. Maar is het ook het goede antwoord op de vraag? Zit daar de verdienkracht van Nederland in de toekomst echt daar? En niet in langlopende onderzoekstrajecten die wellicht wat minder sexy ogen en daarom zelden door de discussie heenkomen? Ik begrijp dat het een stuk moeilijker is om goede, aansprekende televisie te maken met Nerada of de quantumcomputer. Ik begrijp ook dat het risico groter is, het risico dat ‘het item niet gaat werken’.
Toch heb ik het gevoel dat de afslag naar ‘de makkelijke weg’ te snel wordt ingeslagen. Natuurlijk kunnen de andere opties ook, zeker door een kwaliteitsprogramma als Nieuwsuur. Het antwoord op de vraag waar de verdienkracht van Nederland zit wordt er volgens mij een heel stuk scherper van: ook fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek zijn een essentieel onderdeel van het antwoord op de vraag, en ook daar is maatschappelijk en politiek draagvlak voor nodig.
Dus mocht je me binnenkort weer bellen met deze vraag, wil je me dan een groot plezier doen? Ga dan eens, voor de verandering, voor de moeilijke weg? Die weg is veel spannender en vruchtbaarder dan je denkt. En ik blijf mijn stinkende best doen je daarvan te overtuigen.
Michel