Een tijdje terug hoorde ik van het idee om het International Space Station (ISS) te nomineren voor de Nobelprijs voor de Vrede. Ik ben hardgrondig voor. Zeker nu de ‘Koude Oorlog’ weer om de hoek gluurt vind ik het een heel geruststellende gedachte dat boven mijn hoofd een duur internationaal ruimtestation zweeft.
Niet dat ik zo’n enorm grote fan ben van het ruimtestation, trouwens. Een wereld zonder de geneugten van de onbemande ruimtevaart (GPS, weer/klimaatsatellieten) lijkt me ondenkbaar, maar bij het ISS heb ik in alle eerlijkheid altijd wel twijfels gehad. Vanuit mijn eerdere leven ken ik de argumenten voor en tegen ISS behoorlijk goed. Er zijn een stuk of vijf argumenten voor, en bij de bekendste drie heb ik vraagtekens. In de vijfde echter geloof ik heilig, en dat is precies waarom ik die Nobelprijs een heel goed idee zou vinden.
Tegen
Eigenlijk is er maar een argument tegen ISS: het internationale ruimtestation kost ontzettend veel geld. Hoeveel precies is heel moeilijk vast te stellen, omdat het station gebouwd is met een complex systeem van ruilhandel tussen de internationale partners: ‘jij bouwt voor mij een leefmodule en in ruil daarvoor krijg jij zes maanden van mijn astronautentijd (‘crew time’) en vier lanceringen’. Zoiets, en dat dan een paar duizend keer. Hang er maar eens een bedrag aan. De meeste schattingen liggen tussen 50 miljard en 100 miljard, over een periode van 30 jaar. Veel geld (al klinkt het sinds de bankencrisis wel wat minder gigantisch dan daarvoor).
Daartegenover kun je aanvoeren dat dat geld door honderden miljoenen belastingbetalers wordt opgebracht: de inwoners van 11 Europese landen, Japan, de VS, Rusland en Canada en Brazilië, over een lange periode van 20, 30 jaar. Het kost ons Nederlanders per persoon iets van een zak chips per jaar, al heb ik dat soort bagatellisering altijd nogal een zwaktebod gevonden.
Wetenschap?
Er zijn vijf argumenten vóór ISS. Drie daarvan vind ik niet overtuigend genoeg om 100 miljard te verantwoorden. De meest gebruikte is die van ISS als onderzoekslaboratorium. Zeker waar: de omstandigheden van gewichtloosheid aan boord van het ruimtestation zijn uniek en er valt heel wat onderzoek te bedenken waar je de zwaartekracht graag zou willen ‘uitschakelen’. Helaas is een ruimtestation geen bijster handig laboratorium. Haar allereerste taak is astronauten in leven houden. Dat is geen sinecure en al het andere is eigenlijk ondergeschikt, ook onderzoek. Maar het grootste probleem voor wetenschappers is dat je erg veel geduld moet hebben. De tijd tussen indienen van het voorstel en de uitvoering boven is lang, en intussen staat je onderzoeksveld niet stil. Natuurlijk komt daar best eens wat interessants uit, maar als ik alleen op dit argument moest kiezen dan zou ik 100 miljard meteen in ‘aards’ onderzoek stoppen.
Technologie?
Technologie-ontwikkeling dan? Ruimtevaart staat bekend als high-tech industrie en heeft de naam tot veel ‘spin offs’ te leiden. Dat valt in de praktijk best tegen. Het fameuze voorbeeld is de teflonlaag van de tefalpan. Helaas, die komt helemaal niet uit de ruimtevaart. Die stamt al uit 1938, dat is ver voor het Apolloprogramma uit de jaren zestig waar ie hardnekkig aan wordt toegeschreven. In de ruimtevaart is high-tech ook eigenlijk helemaal niet handig: alles draait om betrouwbaarheid. Immers, zodra een satelliet is gelanceerd kun je er niet meer bij om een probleem te fixen. Alles MOET dus goed werken en wordt eindeloos getest. Computerchips, batterijen, alles loopt daardoor minimaal twee generaties achter bij de ontwikkelingen op de grond. Bij moderne ruimtevaart is spin-in, dus het importeren van technologie vanuit andere domeinen, gangbaarder geworden dan spin-out. Natuurlijk, ook hier komt best af en toe wat interessants uit, maar niet voor 100 miljard aan R&D.
Verkenning
Het derde argument is de verkenning van de ruimte, en vooral die van ‘springplank’ voor de mens naar de ruimte maar daar heb ik eigenlijk nog nooit echt in geloofd. Via ISS zouden we naar de Maan en Mars kunnen. De harde realiteit is helaas dat een superproject als het ruimtestation ISS in de praktijk zoveel budget opzuigt dat er nauwelijks ruimte is voor de ontwikkeling van nieuwe bemande avonturen (dat gold trouwens ook voor de Space Shuttle, zie dit blog). Ik heb in alle eerlijkheid de indruk dat ISS de verkenning van de ruimte meer in de weg zit, dan dat het helpt.
Fascinatie
Kortom, weggegooid geld, dat ISS? Absoluut niet. Want er zijn nog twee argumenten, al zijn die meer filosofisch. De eerste is de inspiratie en fascinatie. Als je met André Kuipers op een school komt, dan zie je de impact van astronauten op kinderen en dat nemen ze hun leven lang mee. Toegegeven, je hebt eerst Sinterklaas. Maar daarna komt Kuipers, en dan heel lang niks. De top 2 onderwerpen bij jonge kinderen: ruimtevaart en dinosauriërs.
Hoewel het niet te bewijzen valt, denk ik dat het Apollo-maanprogramma een grote pijler is onder de huidige superpower-status van de VS. Natuurlijk niet vanwege die tefalpan of wat we over de maan geleerd hebben, maar vanwege de enorme moraalboost die het het land gegeven hebben. ‘Alleen WIJ hebben op de maan gestaan’.
Internationale samenwerking
Toch is mijn persoonlijk belangrijkste argument nog een andere: het ruimtestation is tot de dag van vandaag de grootste en meest intensieve technologische internationale samenwerking ter wereld. En niet alleen dat: het is een intensieve samenwerking tussen vrijwel alle landen die een klein eeuw geleden nog een bloederige puinhoop van deze wereld maakten, met uitzondering van China (en da’s jammer). Al die landen hebben de handen ineengeslagen in een project waarbij het leven van hun eigen astronauten aan boord in handen is van een wereld-omvattend collectief. Niet altijd geheel uit vrije wil, niet altijd van harte, en niet altijd zonder problemen. Maar het bewijst: als het er op aankomt, dan kunnen we het samen. En dat vind ik van niet te onderschatten symbolische waarde.
Koude Oorlog
Ik durf wel te stellen dat ruimtevaart geholpen heeft met het ‘ontdooien’ van de Koude Oorlog. Sowieso was de maanrace tussen de VS en de USSR een soort veiligheidsklep: een race naar de maan was een alternatief voor het bouwen van nog meer vernietigende kernkoppen. Al begin jaren zeventig begonnen ruimtevaartingenieurs aan beide kanten van het ijzeren gordijn samen te werken, eerst in het Apollo-Sojoez programma, en later in Mir-Shuttle, en uiteindelijk in het Internationale Ruimtestation. Dat de beide partijen elkaar daar voor het eerst vonden is ook niet onlogisch, want de ingenieurs aan beide kanten van het ijzeren gordijn spraken van nature elkaars ‘taal’ en deelden een passie. Wederzijds respect is dan snel geboren.
Geruststellend
Die technologische samenwerking schept een gezamenlijke band en verantwoordelijkheid, ook als de politieke relatie even minder is. Nu de ‘Oost-West’-spanning via de Oekraïne weer oploopt, vind ik het een geruststellende gedachte dat er ergens boven ons hoofd een heel erg dure gezamenlijke onderneming hangt. Met astronauten aan boord uit de landen van de hoofdrolspelers, die voor hun overleven van de broederlijke samenwerking tussen die landen afhankelijk zijn. En die een grote symbolische status hebben- kijk bijvoorbeeld de openingsceremonie van Sochi nog maar eens terug. En die waarschijnlijk deze dagen samen hoofdschuddend naar beneden kijken…
Als één samenwerking de Nobelprijs voor de Vrede verdient, dan is het het Internationale Ruimtestation ISS. Het maakt me eigenlijk niet echt uit hoe groot de wetenschappelijke en technologische opbrengst precies is, of dat het een erg duur apparaat is. Alleen al vanwege dit argument is het me de jaarlijkse spreekwoordelijk zak chips meer dan waard.
Michel
CERN zou hem ook best kunnen krijgen, vind ik. Die Nobelprijs voor de Vrede.
@David Van mij ook, al hebben die in feite de Nobelprijs voor de natuurkunde al. 🙂
ISS heeft als bijzonderheid dat het draait om het oerinstinct der oerinstincten: overleven, in omstandigheden die zo complex zijn dat je daarbij wel moet samenwerken – ook als je elkaar niet aardig vindt