Ik bedacht het me opeens vanmiddag. Volgens mij heb ik al minstens een jaar niet meer professioneel aan DWDD gedacht. ‘Nou en?’ denk je dan wellicht. Een paar jaar geleden werd De Wereld Draait Door in mijn werkveld een tijd als het hoogst haalbare gezien. Elke wetenschapper met communicatiedrang wilde in DWDD. Dat lukte soms ook. Ik had toch zeker een keer of vijf, zes per jaar contact met de redactie, soms zeer hectisch. Nu al tijden niet meer en ik realiseerde me dat ze eigenlijk -helaas- ook niet meer zo op mijn radar staan. Behalve dan in mediatraining, als we het hebben over ‘controle en sympathie’.
Leidraad
Als je een vaste lezer bent van dit blog, of mij volgt op twitter, dan herken je de begrippen controle en sympathie wel. Het is onze leidraad voor mediatrainingen: voor een goed interview is allebei nodig. Allereerst moet je controle hebben over je eigen boodschap: welk verhaal wil jij vertellen en hoe ga je dat doen? Nu ben ik geen monomane kernboodschap-fetisjist, dat moet wel met respect voor de rol en voor het belang van de journalist. Je boodschap moet wel goed op de behoefte van de journalist zijn afgestemd, anders kom je nergens.
Daarnaast is het belangrijk dat de kijker je wel een beetje aardig vindt. Als je op TV komt, zal het oerbrein van de kijker zich altijd afvragen: ‘Mag deze persoon bij mijn stam? Vind ik ‘m aardig? Wil ik lange winteravonden naast deze persoon zitten en vertrouw ik hem de wintervoorraad nootjes toe?’. Ofwel, ben jij er een van ons? Om effectief een verhaal te vertellen heb je de sympathie van de kijker nodig.
Aardig
Het gaat daarbij gek genoeg niet om de sympathie van de journalist: die hoeft jou helemaal niet aardig te vinden. Als kijker kies je onbewust partij, dus een geïnterviewde heeft vaak baat bij een scherpe interviewer, zoals Sven Kockelman, Marielle Tweebeecke of Pauw en Witteman in hun hoogtijdagen. Niet echt mensen die zelf aardig gevonden willen worden en het gevolg is vaak dat het publiek jou dus aardiger gaat vinden. En dat is ook winst voor het programma: die Pauw en Witteman vond je dan niet altijd aardig, maar goh, wat hadden ze goede gasten. Win-win.
Andersom
Wellicht voel je aan waar dit heen gaat, want precies dat is bij De Wereld Draait Door andersom. Geweldige presentator, maar ‘goh, wat hebben ze toch beroerde gasten’. Het programma is zo opgezet dat Matthijs van Nieuwkerk het grootste deel van de sympathie van de kijker naar zich toe trekt. Maar vervolgens heeft de gast een probleem, want die steekt daar bleekjes bij af. Zeker voor onervaren gasten – en dat zijn de meeste wetenschappers- is die setting heel erg onaantrekkelijk. Wellicht is dat de reden dat DWDD, een programma met een hele hoge lat, de afgelopen jaren meer en meer voor de gebaande paden koos: Peter R. De Vries, Alexander Klopping, Prem, Felix Rottenberg, een schier eindeloze herhaling van de dezelfde mensen waarvan vooraf zeker is dat ze naast Van Nieuwkerk overeind blijven.
Wetenschap
Af en toe doet DWDD nog natuurlijk nog wel aan wetenschap, maar vrijwel alleen met uitzonderlijke mensen die naast Matthijs overeind blijven. Robert Dijkgraaf, Beatrice de Graaff, niets dan respect natuurlijk (zeker voor de colleges). Maar onervaren wetenschappers zie je er weinig meer, behalve bij iets uitzonderlijks als zwaartekrachtsgolven. Alleen werden de wetenschappers in die uitzending niet echt geacht ZELF iets te zeggen: daarvoor zaten de vaste waardes Govert Schilling en Vincent Icke. Niks ten nadele van de laatsten, maar zo blijft er wel bitter weinig ‘kijkersympathie’ (en ruimte) over voor de wetenschapper, en inhoudelijk wordt het nauwelijks.
Voor de goede orde, dat mag natuurlijk allemaal. Het maakt het programma helaas voor mijn werk niet meer zo relevant. Ik denk zelden nog ‘goh, laat ik dwdd eens bellen’, en wetenschappers vragen er nauwelijks meer om. Maar ergens is dat heel jammer, want onverlet blijft dat DWDD in de beginjaren baanbrekend werk heeft verzet door als eerste wetenschappers een groot podium te bieden. Daarvoor blijf ik ze dankbaar.
Michel