Ik gebruik veel metaforen als ik mediatraining geef aan wetenschappers. De boodschap van die metaforen is ongeveer hetzelfde: een interview is een spel, dat je samen speelt met de journalist. Je krijgt het beste resultaat als je elkaars rol respecteert en een beetje lol ontwikkelt in dat spel. Het is als stijldansen: je moet het samen en harmonieus doen, maar een van de twee heeft de leiding (En ja, dat moet jij als geïnterviewde zijn). En het is ook als een potje demonstratietennis, bijvoorbeeld tussen de oude knarren Connors en McEnroe: natuurlijk wil je winnen, maar het moet vooral een leuke pot zijn om naar te kijken. Je moet de ander dus ook gelegenheid geven om mooie ballen te slaan. Recent ontstond er spontaan een nieuwe: een interview is een speeltuin en jij bepaalt dat je wilt schommelen. Die leg ik even uit 😉
Allereerst: het belangrijkste punt van mediatraining is dat de kern van een goed interview zit in de voorbereiding, en dan vooral het verkennende telefoongesprek dat je vooraf met een journalist voert. Daarin moet je aftasten of je samen een interview wilt gaan doen. De journalist moet weten of je een nieuwswaardig verhaal hebt, en of je het aantrekkelijk en begrijpelijk kunt vertellen. Jij moet weten of de vragen van de journalist wel kunt (en wilt) beantwoorden en of je je ei kwijt kunt in het interview. Ofwel: kun je elkaar helpen?
Speeltuin
In de metafoor is ‘de speeltuin’ in feite het onderwerp van gesprek in het interview. Daar moet je dus wel binnenblijven, het gezamenlijke doel van het interview moet je respecteren. Als het interview gaat over de ontwikkelingen op de huizenmarkt, kan je niet ineens over microbiologie beginnen. Maar of je praat over huurhuizen, over makelaars of coöperaties, of over de wenselijkheid van renteaftrek, daar heb je veel vrijheid. Jij bent de deskundige, zeg jij maar wat het belangrijkst is en vertel een goed en interessant verhaal. Om in de metafoor te blijven: neem de journalist maar mee naar de schommel, de zandbak of de wipwap.
Glijbaan
In de training heb ik de rol van vervelende surrogaat-journalist. Ik wil altijd maar een ding: van de glijbaan! De glijbaan symboliseert een narrige invalshoek, een clichébeeld en vaak een scherpe negatieve emotie. Hoe het voelt om als huizenmarktexpert niet serieus genomen wordt door echte bèta-nerds?*. Of vaste prik bij studenten: hoeveel bier drink je?
De glijbaan is symbolisch: als je eenmaal de trap bent opgeklommen en glijdt, dan is er geen weg meer terug. Dat geldt voor een interview ook: als je eenmaal in een interview zit met een bepaalde negatieve invalshoek, dan is het verschrikkelijk moeilijk daar weer uit te komen.
De grap is dat ik als nepjournalist niet alleen van die glijbaan kan, de geïnterviewde moet wel met me mee. En precies dat is de functie van de ‘glijbaanvraag’. Ga je mee de trap op? V: “Hoe bevalt het u als professor uit Tilburg in Delft?”.
Een ogenschijnlijk onschuldig vraagje, maar oh wee als je met met meegaat de trap op: A: “dat is wel even wennen ja”. Daarna komt het niet meer goed: “Wordt u dan wel serieus genomen door echte beta’s, mensen die ergens echt verstand van hebben?”. En voila, er ontspint zich een ongemakkelijk gesprek over nerds en minderwaardigheidscomplexen. In het eerste rondje interviews gaat minstens 95% van de deelnemers beleefd mee die glijbaan op en wordt het een gênante vertoning.
Ga schommelen
Het leuke is dat het helemaal niet moeilijk is om dat te voorkomen. De kunst is om zelf te besluiten dat je niet op de glijbaan wilt, je wilt schommelen. Je wilt niet over ‘werken met nerds’ praten, maar over je onderzoek. Dus in rondje twee was dit het antwoord: V: “Hoe bevalt het u als professor uit Tilburg in Delft?”. A: “Ik voel me erg thuis in Delft, het is een prachtige stad. Bovendien is de Delftse universiteit heel sterk in onderzoek op de woonmarkt. Zelf ben ik bezig met de rol van woningcoöperaties, en daaruit blijkt dat de nieuwe verhuurdersheffing twee hele nare gevolgen heeft”. Vervolgens voeren we een inhoudelijk gesprek over de huizenmarkt.
Ik moet wel, want als nepjournalist moet ik het belang van mijn fictieve luisteraars dienen en die willen weten hoe het zit. Dus moet ik met je schommelen. Meestal probeer ik dan nog ergens opnieuw op een glijbaan te komen, maar in rondje twee is dat meestal vruchteloos: ‘nee hoor, nu gaan we wippen! En ik wil ook even nog in de zandbak!’.
Het resultaat zijn inhoudelijke en ontspannen gesprekken, die heel overtuigend overkomen. En dat is zeker niet dankzij mij, want ik heb geen zinvolle vraag gesteld. Dat dat kan is voor veel deelnemers een openbaring, en vaak een geruststelling.
Karikatuur
En natuurlijk, in dit soort interviews maak ik een karikatuur van journalistiek. Echte journalisten stellen behulpzamere vragen, maar ook dan heb jij als geïnterviewde de taak om te besluiten te gaan schommelen, te wipwappen of naar de zandbak te gaan. Jij bent de expert, jij weet wat belangrijk is.
De koning van de glijbaanvragen is overigens Rutger Castricum, van GeenStijl. In zijn beruchte interview** met Ella Vogelaar is de glijbaanvraag simpelweg ‘Hoe gaat het met u? ‘ waarna Vogelaar met ‘Met mij gaat het goed’ de glijbaan beklimt. ‘Staat u wat steviger in u schoenen nu u een spindoctor heeft?’. En roetsj naar beneden. Het interview bewijst trouwens nog iets anders: boos uit de speeltuin weglopen, dat werkt dus niet.
Michel
* dit is een fictief voorbeeld overigens, de echte voorbeelden zijn uiteraard vertrouwelijk
** Ik gebruik dit interview heel soms,. Niet omdat ze wegloopt, maar om te laten zien dat het echte probleem is dat de voorbereidingsfase niet deugt. Opmerkelijk genoeg ligt dat niet aan Castricum die daarvoor wel degelijk de deur openzet. “Mevrouw Vogelaar, heeft u even? Zullen we hier of daar?” geeft alle ruimte tot afstemmen en onderhandelen, maar die wordt niet benut. Normaal gesproken springt er op dat moment een voorlichter tussen die dat voor de minister doet, een afspraak maakt en de minister brieft.
Ik was er niet bij, maar ik vermoed dat het hier niet gebeurt omdat de voorlichters er de pest in hebben. Ze zijn net in feite opzij geschoven, want de minister heeft een nieuwe spindoctor. 😉
Photo by feipeng yi on Unsplash