Een paar jaar geleden adviseerde ik een studentenvereniging, het ging over geluidsoverlast. Zeker voor verenigingen in de centra van studentensteden is dat een serieus probleem. Studenten leven nu eenmaal in een ander ritme dan de andere bewoners en ze zijn met best veel, en dat vergeten ze wel eens. Eerlijk gezegd schrok ik zelf nogal van een stukje van mijn advies. Nu het Malieveld regelmatig vol staat met boze mensen, denk ik er vaak aan terug.
Op zich is communicatie bij overlast geen rocket science. Het draait om de erkenning dat mensen overlast ervaren. De grootste fout is verzanden in een discussie over de vraag of het wel echt overlast is en hoe groot de overlast dan eigenlijk is. Daarmee ontneem je mensen het recht om overlast te hebben en maak je mensen alleen maar bozer. Als mensen overlast ervaren, is er overlast. Dat moet je allereerst erkennen, en daarna moet je er (uiteraard) iets aan doen: de overlast beperken, goed bereikbaar zijn voor klachten en daar snel op acteren.
Nu had deze vereniging te maken met twee verschillende boze buren: de eerste was hoogopgeleid en gepensioneerd, met een goed netwerk in de bestuursstructuren in de stad. De tweede was laagopgeleid, zonder zo’n netwerk. De eerste buurman, vertelde ik de vereniging, moet je bloedserieus nemen. Direct op klachten acteren, preventieve maatregelen en een hele korte lijn houden. Dit is iemand die weet hoe hij toezicht kan afdwingen via de Omgevingsdienst of de rechter, en hij heeft alle tijd om je in de problemen te brengen. Met de tweede buurman hoef je niet zo veel. Die buurman kent het systeem niet, heeft het netwerk niet, en heeft eigenlijk alleen de mogelijkheid heel boos te worden.
En met boos worden, heb ik intussen geleerd, bereik je in onze complexe maatschappij helemaal niks. De harde waarheid is dat niemand naar je luistert als je boos bent en scheldt, en niemand doet iets voor je, ook niet als je volkomen in je recht staat.
Het was een advies waar ik zelf van schrok en waar ik de laatste maanden vaak aan gedacht heb.
Bij die man in Oss die zich in brand stak, een heel pijnlijk voorbeeld. Bij de ouders in de klem bij de belastingdienst, en soms bij de coronaprotesten op het Malieveld: telkens zie ik die twee buren terug. De hoogopgeleide die kan lezen en schrijven met de maatschappij, en die andere die weinig andere middelen heeft dan machteloos boos worden. En die voelt dat het niet eerlijk is, dat deze maatschappij niet van hen is. Ze hebben een punt.
En dan hebben we het natuurlijk niet over de mensen op de protestpodia van het malieveld en in de media. Die komen bijna altijd uit ‘onze club’ en dan vraag ik me af voor welk belang die daar eigenlijk staan (ik vermoed vaak: hun eigen).
Ook journalisten mijden machteloze boze mensen. Machteloze boosheid leidt niet tot mooie bruikbare quotes of goede talkshowtelevisie. En journalisten weten uit ervaring dat ze van boze mensen moeilijk weer afkomen: het kost veel energie, ze blijven je benaderen en uiteindelijk is de uitkomst dat de betrokkene daarna ook boos op jou is.
Voor ons aan de andere kant is die machteloze boosheid vooral vermaak, pijnlijk genoeg. Vorige week werd een filmpje van een boze machteloze mevrouw in de auto, terugkerend van protesten op het malieveld, ‘trending’ in mijn hoogopgeleide twitterbubbel. Daar zetten we een grappig muziekje onder. En zag je dat clipje van die jonge Trump-supporter die geen enkel argument kon verzinnen waarom hij voor Trump was? Ook een prima snack in het kermisvermaak van mijn sociale media. En ik geef toe, ik bekijk ze ook. Daarna denk ik vaak aan dat ene, cynische advies.
Michel
Photo by Heather M. Edwards on Unsplash
Hoewel tijdrovend heeft elke klager recht op een luisterend oor.
De paarse krokodil heeft geen vrienden. Maar teveel paarse krokodillen maken een levensgevaarlijke situatie.
Met elk luisterend oor is een goed gesprek mogelijk.
Vredelievende groet,