Een interview geven is voor veel mensen spannend, zeker als je het niet dagelijks doet. Er kan veel van afhangen, zeker nu de meeste interviews voor altijd (nou ja, bijna) op het internet zijn terug te vinden. Het helpt om te oefenen in een mediatraining. Wat ook helpt is dit beseffen: van het hele proces rondom een mediaoptreden is het eigenlijke interview het minst belangrijke onderdeel is: de sleutel is voorbereiding. Ik noem dat de 70-10-20 regel.
Voorbereiding, voorbereiding
Bijna elk interview bestaat uit drie fases: De voorbereiding, het interview en de afronding. De belangrijkste daarvan is de voorbereiding. Dat is het moment waarop je als aanstaand geïnterviewde moet achterhalen wat het precies is dat de journalist nodig heeft. Dat gebeurt vaak niet goed. Zo deed een hoogleraar ooit een interview over waterstofopslag, zonder te weten dat de aanleiding was dat er zorgen leefden over een nieuw te bouwen tankstation bij een woonwijk. Dat moet je natuurlijk wel vragen. Je helpt er de journalist ook mee, want hij/zij wil ook graag soepel een goed resultaat. Journalisten gaan er vaak vanuit dat je het nieuws net zo intensief volgt als zij, en dat je dus wel weet wat de aanleiding voor een interview is.
De ontsporingen van interviews die ik van nabij heb meegemaakt zijn vrijwel altijd terug te voeren op gebrekkig verwachtingsmanagement in de voorbereiding. Journalisten verwachten een bepaalde uitspraak, geïnterviewden weten niet precies wat de nieuwsaanleiding is, welk verhaal de journalist wil maken en komen onder de druk van een camera of microfoon niet goed uit hun verhaal.
Van alle tijd die je in een interview stop, moet 70 procent in de voorbereiding. Een goed interview ‘maak’ je in de voorbereiding. (en die telt weer drie fases, zie daarvoor dit blog)
Het interview
Als je het proces goed doorloopt, is het interview de makkelijkste fase. Als jij goed weet wat de journalist nodig heeft (voor een nieuwsbulletin is dat vaak maar een of twee quotes), dan is het interview vaak zo klaar. Zelf stond ik ooit bij het College voor de Rechten van de Mens, voor de camera’s van Hart van Nederland. Het was een interview over een promovendus die in piratenpak (Pastafari) wilde promoveren. Ik had maar een ding te zeggen: de universiteit vind het niet passen bij een formele academische plechtigheid, en dat wist de journalist. Ik was in 2 minuten klaar.
De afronding
En dan gaat de camera uit, de microfoon weg, of het notitieblokje dicht. Het interview is voorbij, maar het werk is nog lang niet gedaan. Een goed interview ‘maak’ je in de voorbereiding, maar je kunt het verprutsen in de afronding.
In de afronding is de vraag: wat kun je nog doen om de journalist te helpen? Heeft hij/zij nog een foto nodig van je – en wil je liever niet dat die van facebook komt, of aanvullend materiaal? Hoe gaan ze je op TV ondertitelen? Kun je de journalist helpen door na te lezen op feitelijk onjuistheden? Wellicht kun je de journalist alvast interesseren op een volgend communicatiemoment?
De afronding geeft je kansen het resultaat nog beter te maken, maar ook om het heel erg te verprutsen. De grootste scoops uit de journalistiek komen namelijk uit de een vraag die de journalist bij het afscheid nemen bij de deur nog heeft. ‘O ja, ik hoorde dat jullie moeten reorganiseren?’. En dan zeg je, opgelucht en ontspannen omdat alles zo goed ging, iets heel onverstandigs. Het gebeurt niet zo heel vaak, maar als het misgaat zijn kunnen de gevolgen groot zijn.
Na het interview over de piratenpak-promovendus verzuchtte de verslaggever ‘ik snap niet dat ze me voor deze flauwekul helemaal naar Utrecht sturen’, waarna ik er uitflapte ‘ja, ik kan niet zeggen dat wij het vreselijk serieus nemen’. Veertig keer per jaar leg ik uit wat de ‘doorknob-question’ is, en toch. Gelukkig meende de journalist het oprecht, maar het laat zien: Een interview is pas afgelopen als de journalist uit zicht en buiten gehoorafstand is.
Als je een interview moet geven: onthoudt de 70-10-20 regel. 70 % van je tijd moet in de voorbereiding en 20% in de afronding. Dan is het interview zelf een makkie.
Michel